Vijftien jaar is Mobin als hij halsoverkop moet vluchten voor de Taliban. Met achterlating van zijn ouderlijk huis, zijn familie en zijn land, gaat hij op weg met onbekende bestemming. Met behulp van mensensmokkelaars reist hij naar Nederland, in de laadbak van een vrachtauto, per vliegtuig en per trein. Ontredderd beseft hij dat hij alles kwijtraakt en blikt terug op zijn jeugd, die ondanks alle oorlogsdreigingen, redelijk gelukkig en beschermd was. Na enkele weken onderweg en een aantal maanden in een opvangcentrum, komt hij terecht in een asielzoekerscentrum, waar hij het zal moeten redden. En dat in een land, waar alles anders is: de mensen, de taal, de cultuur, het weer... Het enige wat vertrouwd is, is de maan, die net als in Afghanistan, 's avonds aan de hemel staat. 'Ik ben met Mobin in contact gekomen, toen hij enkele maanden in het AZC zat. Aangezien hij het erg moeilijk had, als alleenstaande jongen van 16 tussen veel oudere mannen, kwam hij regelmatig bij ons. Op een gegeven moment hebben we besloten hem in ons gezin op te nemen. Hij heeft twee jaar bij ons gewoond. Hij vertelde veel over zijn familie en zijn land en dat vond ik erg boeiend en verrijkend. Het was zo anders dan wij vaak denken. Zodoende kwam bij mij het idee op om zijn verhaal op papier te zetten. Na overleg besloten we niet alleen het verhaal van zijn vlucht te vertellen, maar ook over zijn jeugd in Afghanistan.'