"Bennie Krüger is dood. Iris heeft het zojuist bevestigd. In de gegeven situatie heeft dit iets geruststellends." Deze roman roept de vraag op of Koos van Zomeren Bennie Krüger werkelijk heeft gekend. In ieder geval heeft Van Zomeren als kind werkelijk op de Geitenkamp (een buurt in Arnhem) gewoond, wat hier aanleiding geeft tot een deels weemoedige, deels wrange beschouwing van het verschijnsel arbeiderswijk in de jaren '50. "Je hoefde er alleen maar te wonen, dan hoorde je erbij."En ook heeft hij werkelijk iemand met alzheimer in zijn omgeving, wat hier aanleiding geeft tot een deels weemoedige, deels wrange beschouwing over de werking van ons geheugen. "Een goed geheugen, dat is iets voor kinderen, dat weet iedereen. Een goed geheugen is een teken van primitiviteit, net zoals goede zintuigen dat zijn." Intussen schildert Bennie Krüger de taferelen van hun beider jeugd op zijn manier, met olieverf op linnen. De werking van zijn geheugen stuit op sterke weerstand bij iemand die vooralsnog anoniem zal blijven. Die iemand heeft zich tot taak gesteld het hele oeuvre van Bennie Krüger op te kopen en aan de openbaarheid te onttrekken, en zo ontrolt zich een geschiedenis van wraak en weerwraak, brandstichting en moord.