Het is 1866. Henry Richards, eigenaar van een staalfabriek, reist naar het zuiden van de Verenigde Staten om zijn ouders en zijn broer te ontmoeten. De situatie in Georgia is ontluisterend. Tijdens de burgeroorlog heeft het leger van Sherman spoorlijnen vernield en landerijen in brand gestoken. Van het huis, waarin Richards in zijn jeugd heeft gewoond, staat alleen de schoorsteen nog overeind. Omdat hij zijn familie niet kan vinden en niets voor hen kan betekenen, is hij woedend op het Noorden. Hij beschuldigt de meedogenloze soldaten, maar ook de machtige industrie en daarmee zichzelf. Voordat Henry Georgia had gezien, betekende Grace Collard veel voor hem. Maar haar broer heeft aan Noordelijke zijde in de Amerikaanse Burgeroorlog gevochten en daardoor wordt de kloof tussen Henry en de familie van Grace steeds dieper. Hij neemt meer zakelijke risico's dan vroeger. In Chicago heeft hij carrière gemaakt en daar moet zijn toekomst dan ook liggen. Tenminste, dat houdt zuiderling Henry Richards zichzelf krampachtig voor. Zeb Collard probeert te vergeten dat hij een oorlogsveteraan is. Zijn werk in Richards' staalfabriek is het enige dat hem voldoening geeft, maar er is niets dat kan voorkomen dat zijn verleden hem steeds meer in de greep krijgt. Een ontmoeting, die nooit had mogen plaatsvinden, doet hem beseffen dat de oorlog niet voorbij is. Op de besneeuwde hellingen van de Rocky Mountains bereikt zijn strijd het hoogtepunt.