In de verhalen in 'De meisjes van de suikerwerkfabriek' zijn de hoofdpersonen gevangenen van de verstikkende alledaagse werkelijkheid. Een vader dwingt zijn zoon gitaarlessen te volgen; het meisje Lise bevindt zich tegen haar zin in een padvindsterskamp en Berber, een jonge vrouw, wordt door haar vriend tegen haar zin in meegesleept in het ongewisse avontuur van een doevakantie. In het titelverhaal komt het uiteindelijk tot een welhaast Dionysische opstand tegen het heersende gezag, hier vertegenwoordigd door een op zijn strepen staande treinconducteur.