In Afscheid van Magritte vertelt Guido Fonteyn het verhaal van een intrigerend land. Wallonië heeft niet altijd bestaan. Het is uit de grond gestampt door staalbaronnen die ertsen in het Ardense woud wonnen en steenkool in de valleien van Samber en Maas. Ze luisterden naar ronkende namen als Warocqué, Cockerill of Solvay. Ze verwierven kolossale fortuinen. De wisselwerking tussen delfstoffen, kapitaal en arbeid bracht socialisme. Wallonië denkt links. In een klimaat van permanente spanning richtten de arbeiders van de eerste industriële revolutie vakbonden en partijen op. IJzer, steenkool, marmer en leisteen zorgden voor bescheiden welvaart. Vlaamse arbeiders emigreerden in grote getale naar Wallonië. Ze waren onontwikkeld en werden ook zo behandeld. Later kwamen de Spanjaarden, de Italianen, de Oost-Europeanen en de Noord-Afrikanen. Allen ondergingen ze hetzelfde lot. Uiteindelijk leidde dit tot een bijna volmaakte multiculturele maatschappij.