In het geboortedorp van Aysel Çaliskan (1972) in Turkije waren in de jaren zeventig de taken duidelijk verdeeld. De mannen zaten de hele dag te roken in het koffiehuis, de vrouwen werkten op het land en deden het huishouden. In het moderne Nederland, waar haar vader behoorde tot de eerste generatie gastarbeiders, verruilde de driejarige Aysel haar aardappelpop en de dorpspomp voor een betonnen flat. Alleen door de balustrade van het balkon kon ze het gras nog zien. Ze voelde zich opgesloten in dit vreemde land, waarvan ze geen deel uitmaakte. Tien jaar later werd ze teruggestuurd om te worden uitgehuwelijkt. Opnieuw werd ze opgesloten, dit keer letterlijk - door haar schoonouders. Toen Aysel na een hachelijke anderhalf jaar weer terugkwam in Nederland, wachtte haar een nieuwe poging tot uithuwelijking en de zorg voor haar gehandicapte, agressieve broer. Geen enkele instelling hield het met hem uit, maar hij was Aysel dierbaar. Ze loodste hem door het ondoordringbare woud van de zorgverlening. Zelf mocht Aysel van haar ouders al snel niet meer naar school, dat zou haar maar op slechte gedachten brengen. De verstikkende beknotting en de opnieuw dreigende uithuwelijking dreven haar op haar zeventiende in de armen van een tweede echtgenoot. Die ontpopte zich van een aanvankelijk huilende aanbidder tot een agressieve dwingeland die er een geheim leven op nahield. Aysel Çaliskan is nu een geëmancipeerde islamitische vrouw die meermalen prijzen heeft gewonnen voor haar werk met verstandelijk gehandicapte allochtonen. Ze is gelukkig getrouwd en moeder van drie kinderen. Haar geluk en zelfstandigheid heeft ze zwaar moeten bevechten. Meer dan eens heeft ze haar strijd bijna met de dood moeten bekopen. Aysel vertelt haar verbijsterende verhaal met humor en relativeringsvermogen, en geeft daarmee een indringende inkijk in de wereld van talrijke Turkse vrouwen - en mannen - in Nederland.