In twee bijna filmisch beschreven dagen verliezen vier jongens niet alleen hun jeugd, maar - belangrijker nog - ook het geloof in werkelijke vriendschap en de hoop op een goede toekomst. De opstandigen handelt over het onstuimige zielenleven van vier vrienden die juist hun eindexamen achter de rug hebben. Hun jeugd hebben ze al achter zich gelaten, maar ze zijn nog niet in de wereld der volwassenen aangekomen. De voor Hongarije zo noodlottig verlopende Eerste Wereldoorlog en de zich al aankondigende ondergang van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie vormen het onheilspellende decor van de roman. Terwijl hun vaders aan het front vechten, verenigen Ábel, Tibor, Erno en Béla zich tot een bende om te rebelleren - niet alleen tegen het gezag van de volwassenen in hun omgeving, maar tegen de hele wereld. Márai schreef de roman De opstandigen in de beginperiode van zijn schrijversloopbaan, in 1929. De schrijver zelf beschouwde dit boek als zijn beste werk, waarin zijn talent het meest tot zijn recht kwam.