Op geraffineerde wijze wordt in deze roman de Indische vader Rudi geportretteerd – eerst in brieven aan hem in Holland vanuit het vooroorlogse Batavia, dan in door zijn weduwe Jopie vertelde herinneringen en tot slot door een reisverslag van de zoon Joch die in Indonesië een ontdekking doet die de verhalen daarvoor in een ander, dramatischer licht plaatst.