Er was vooral één regel in Erik Jan Harmens tweede dichtbundel <i>Underperformer</i> die nog lang nadreunde, zowel in de literaire wereld als daarbuiten. Ik begin te geloven in een grootgeschapen God die zich op deze mismaakten afrukt. De regel vormde de overtreffende trap van climax in de legendarische bundel over rouwverwerken voor gevorderden, die lovende kritieken kreeg, bekroond werd met de Gedichtendagprijs en genomineerd voor de J.C. Bloem-poëzieprijs, de Jo Peters Poëzieprijs en de Paul Snoek Poëzieprijs.<br><br> Na het eveneens goed ontvangen romandebuut <i>Kleine doorschijnende man</i>, verschijnt nu de langverwachte derde dichtbundel van Erik Jan Harmens, <i>Gospels en psalmen</i>, waarin de auteur bij voortduring refereert aan bovenvermeld fragment uit <i>Underperformer</i>. In de bundel richt de ikfiguur zich direct tot God, tot zijn plaatsvervanger of tot het levenloze firmament dat voor een allesbepalend controlecentrum moet doorgaan. Poëzie waarin bij voortduring vraagtekens worden gezet bij het agnosticisme. En ook een bundel waarin de free fight van <i>Underperformer</i> is verruild voor een hemelschreiende howl.