Een jeugdliefde en een jeugdvriend van A.F.Th. van der Heijden stierven betrekkelijk kort na elkaar. De twee moesten elkaar goed gekend hebben, maar in zijn herinnering zag de schrijver ze nergens samen. En waarom zijn zij overleden en bleef hij in leven? In gedachten weet hij tenslotte het voorval op te roepen dat hen alledrie samenbrengt en dat vol voorspellende betekenis zit en voor de schrijver tot een symbool van de dood wordt in de terugblik.