Een groot en oud landgoed langs een rivier is de aanleiding voor drie neven en drie nichten zich als gasten aan te dienen. Het wordt bewoond door een oude baronesse die daar in alle rust haar dagen slijt. Zij is weduwe, kinderloos, en voor de gasten valt er dus wat te erven. Wie van de zes zal deze eer te beurt vallen? Een van de neven is een 'bastaard' en in de ogen van de anderen dus kansloos. Allen hebben hun specifieke karaktertrekken en proberen in het gevlei te komen bij de oude dame, die daaronder betrekkelijk onverschillig blijft. Voor haar is slechts de zorg voor het bezit, het personeel en haar pachters belangrijk. Haar tuin zeker. Een tuin die zij met de oude tuinman Hiëronymus zo zorgvuldig heeft aangelegd en verzorgd gedurende haar leven. Haar zorg voor de omgang met het dorpje aan de overkant van de rivier is ook zwaarwegend en vooral de omgang met de familie Grandia die daar woont is haar dierbaar. Achter haar rug worden valkuilen gegraven door de gasten en, al manipulerend, strijden die hardnekkig om de eerste plaats die uiteindelijk tot een dramatische ontknoping zal leiden.