Als in de winter de schepen liggen vastgevroren, komt de drukke haven van het zeventiende-eeuwse Amsterdam tot rust. Waterschout Willem Lootsman neemt het op zich vrouw en kind van een zeeman op te sporen. Al gauw vindt hij het ontzielde lichaam van een oude vrouw en dit is het begin van een speurtocht door de smalle steegjes en de brede grachten van de Gouden Eeuw. Hij ondervraagt een gekkin in een knekelhuisje en bespiedt heksen op het kerkhof. Het zoontje van de zeeman lijkt de spil van een aantal fatale gebeurtenissen.