P. C. Hooftprijswinnaar A. Koolhaas (1912 – 1992) publiceerde naast romans en novellen 57 dierenverhalen verspreid over elf bundels, die later werden herdrukt in Alle dierenverhalen. Veel schrijvers, van Jean de la Fontaine tot en met Herman Melville, gingen hem voor en er zullen nieuwe schrijvers van dierenverhalen opstaan. Maar Koolhaas heeft een unieke plaats in de wereldliteratuur verworven. Waar de meeste schrijvers dieren tot een vehikel maken voor een menselijke moraal, beperkte Koolhaas zich ertoe zich te verplaatsen in de dieren die hij beschreef, en deze eenvoudig dier te laten blijven. Hun specifieke eigenaardigheden ballen zich reeds samen in hun namen: bij Koolhaas heet een snoek Wampoei, een varken Mijnheer Tip en een spin Balder D. Quorg of Simon P. Quellyn, en tijdens het lezen ervaart men hoe onontkoombaar het is dat het dier zo heten móet. Met humor en mededogen toont Koolhaas al zijn dieren in hun volle glorie en – in tegenstelling tot de meeste dierenverhalen voor kinderen – onveranderlijk ook in hun stervensuur.