Eugen Drewermann leest de Tien Geboden uit het Oude Testament in het licht van de boodschap van Jezus. Daarin staat de heelwording van het leven van ieder afzonderlijk mens voorop en niet het vestigen en funderen van een collectieve ordening. Het beeld van God dat hiermee correspondeert, is dat van een God die spreekt in en tot het hart van mensen. Het is de taal van de liefde, die geen angst aanjaagt maar wil overtuigen en de mens tot zijn recht wil laten komen. Mensen van alle generaties gaan telkens opnieuw op zoek naar de strekking van de Tien Geboden. De historische en literaire vorm waarin deze ons zijn overgeleverd, roepen om een nieuwe interpretatie en betekenisgeving. Drewermann stelt de belangrijke vraag naar de vervulbaarheid van de geboden. In het beantwoorden van die vraag geeft hij er als geen ander blijk van de menselijke psyche en de gang van de mens door de evolutie heen een plaats te kunnen geven binnen ons denken over godsdienst en moraal.