In 1954 kwam het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden tot stand, als een toonbeeld van beschaafde betrekkingen tussen een voormalige kolonisator en zijn ex-koloniën: ze zouden elkaar voortaan bijstaan op voet van gelijkwaardigheid. Maar toen Hollandse mariniers in 1969 op Curaçao een opstand van stakers moesten neerslaan, veranderde dat idee. Het verbreken van alle banden werd het streven, vooral van links. Suriname vroeg en kreeg onafhankelijkheid, de Nederlandse Antillen niet. Bij zijn gouden jubileum is de glans van het Statuut verdwenen. Aruba heeft zich in 1986 afgescheiden van de Antillen, de andere eilanden willen dat ook. Op Curaçao verkeerde de relatieve welvaart in armoe en in een vlucht naar Nederland. Den Haag ergert zich groen en geel aan de Antilliaanse politieke stagnatie en corruptie. Moeten de Antillen een Nederlandse provincie worden of moeten de afzonderlijke eilanden Nederlandse gemeenten worden? Moet Nederland anders zelf maar uit het koninkrijk treden? John Jansen van Galen onderzocht de 50-jarige geschiedenis van het Statuut, en met name de rol van de PvdA daarin, sprak in Nederland zowel als op de Antillen met linkse politici en schetst hun frustratie en verwarring over onze koloniale erfenis in de Caribische wateren.