'Gisteravond heb ik mijn vader in een droom gezien.' Met deze zin begint Elie Wiesel zijn memoires. Wiesel heeft de donkerste momenten van zijn leven, in Auschwitz en Buchenwald, gedeeld met de man die hem zo dierbaar is, maar die hij eigenlijk nooit goed heeft leren kennen. Alle rivieren stromen naar de zee eindigt met de beschrijving van Wiesels huwelijk in Jeruzalem. Een vrolijke bruiloft, maar tegelijk een verdrietige: in stilte probeert hij zijn in de oorlog omgekomen ouders en jongere zusje bij de festiviteiten te betrekken. Tussen de droom van zijn vader en de beschrijving van zijn huwelijk vertelt Wiesel het verhaal van zijn jonge jaren: zijn gelukkige jeugd te midden van een zeer religieus en spiritueel ingestelde familie, de verschrikkingen van Auschwitz, de periode daarna waarin hij niet over de oorlog kon praten, zijn opleiding in Parijs, zijn werk als journalist, zijn vertrek naar New York, zijn debuut als romanschrijver en ten slotte de Zesdaagse Oorlog in Israël. En overal doemen de herinneringen op aan zijn omgekomen familie. Alle rivieren stromen naar de zee is een indrukwekkende autobiografie die leest als een roman. De lezer wordt geconfronteerd met de prangende vraag die Wiesel blijft kwellen: hoe kon God gedurende de Holocaust lijdzaam toekijken hoe zes miljoen onschuldige mensen gedood werden? Alle rivieren stromen naar de zee is een sfeervolle, poëtische en melancholieke autobiografie die de hele twintigste eeuw in kaart brengt.