Sophia Chrysanthis is begin twintig als de beroemde, veel oudere Duitse archeoloog Heinrich Obermann haar een aanzoek doet: hij zoekt een Griekse bruid die Homerus kan lezen. Niet lang daarna ligt Sophia op haar knieën aarde weg te ruimen in Hissarlik in Turkije, op de plek waar volgens haar man Troje begraven ligt. Onervaren als ze is, wordt het verleden een steeds groter raadsel voor Sophia; niet alleen het verre verleden dat Obermann zo graag met haar deelt, maar ook zijn eigen, recente verleden, dat hij níet met haar wil delen. Maar Sophia is een snelle leerling. Ackroyd weet op weergaloze wijze de sfeer van de tijd en de plaats op te roepen. De val van Troje, dat deels berust op ware gebeurte nissen, is een fascinerende roman over wetenschap en kunst, waarheid en leugen, echt en namaak, over het maken van fouten en de verleiding die te verbergen.