Peter van Overloop, student kunstgeschiedenis aan de Columbia-universiteit in New York, heeft het geluk de aan Frans Hals toegeschreven dagboeken te mogen vertalen. De dagboeken zijn bij toeval gevonden in een schuur op Long Island. Peter vergeet de drukke wereld om zich heen en stort zich met heel zijn ziel op de zeventiende eeuw van Frans Hals. Het is de tijd van Rembrandt en Descartes. Via de dagboeken krijgen we een beeld van de door alles bewogen schilder: zijn liefde voor het doek en vrouwen, de tulpenwindhandel, die hem bijna noodlottig wordt, en het dagelijkse leven in Haarlem. Zo ontstaat een sprankelende roman, boordevol historie over Frans Hals.