Victor van Gigch, sedert dertig jaar leraar Engels aan het Laurens Coster Gymnasium te Haarlem, raakt ondanks zijn oorlogszuchtige houding jegens vrouwen in de ban van Quirina T., een zeventienjarige leerlinge die de school verliet, maar van het afscheid nemen geen genoeg kan krijgen. In even verboden als verlokkelijke visioenen openbaart zich aan Van Gigch eenzelfde fatale aantrekkingskracht als die Catharina van Nyenbeek, de moeder van een jeugdvriend te Zandvoort, in het verre verleden op hem uitoefende. Zij was de heks die in het leven van Van Gigch de gedaante van de Vrouw voor altijd zou bepalen. Is Quirina ook een heks, een gildezuster, na vijfenveertig jaar gestuurd om Van Gigch definitief te ver-nietigen? Of is zij de ‘eerste onder de vrouwen’ om Victor alsnog te bevrijden van zijn misogynie? Om hiertoe het pad te effenen keert Victor van Gigch terug naar het dorp van zijn jeugd om zich tijdens ‘een persoonlijke audiëntie’ te wreken op de inmiddels vijfentachtigjarige Catharina van Nyenbeek. Zijn wraakactie neemt echter de vorm aan van een pelgrimstocht als hij zich realiseert dat de afreke-ning met de oude vrouw direct verband houdt met zijn behoefte zich te verzoenen met zijn vader, die vanwege zijn oorlogservaringen zijn ware gedaante nimmer aan Victor heeft kunnen tonen.