In 'Alleen tegen de wereld' schetst Igor Cornellissen het roerige leven van een politieke avonturier die bij alle grote historische gebeurtenissen van de twintigste eeuw betrokken was, zonder dat altijd duidelijk was welke rol hij daar precies in speelde. Als zeventienjarige Amsterdamse arbeidersjongen werd Joop Zwart geselecteerd voor een jeugdopleiding in Moskou, waarna hij al snel uit de Communistische Jeugd Bond werd geroyeerd. Hij vocht in de Spaanse burgeroorlog en was tijdens de Tweede Wereldoorlog actief in de illegaliteit. Hij speelde een heldenrol als tolk in het kamp Sachenhausen, waar hij met een bedrieglijke administratie de levens van honderden gevangenen wist te redden. Na de bevrijding zette hij zich in voor het opsporen van vermiste Nederlanders. Tussendoor smokkelde hij op verzoek van de minister van Financiën Piet Lieftinck miljoenen marken naar Berlijn. De BVD hield ondertussen de ex-communist nauwlettend in de gaten. In 1960 kwam Joop Zwart in het nieuws als vervalser van identiteitsbewijzen voor opstandige Algerijnen. Een geruchtmakend proces volgde, dat in zijn vrijspraak eindigde. Voor het nieuwe weekblad 'Accent' werd hij Oost-Europacorrespondent, onder zeven verschillende schuilnamen. Na zijn zestigste zette Zwart vanuit zijn sigarenwinkeltje in Amsterdam een eenmansblaadje op, 'De nieuwsbrief uit Absurdistan', waarin hij krakers en linkse actievoerders aanviel. Een korte samenwerking met mevrouw Rost van Tonningen koste hem bijna al zijn laatste vrienden.