Fietsers en wandelaars stoppen en kijken meestal met veel oh's en ah's naar het romantische kasteeltje middenin de bossen, een riviertje dichtbij. In de zomer is het de mooiste plek op aarde, maar in de winter wordt het heel eenzaam voor Gerhardt, Marianne en hun dochter Lola in het veel te grote en kille huis. Zo ver weg van de wereld. Op een dag raakt een man tijdens een fietstocht met vrouw en zoontje in gesprek met de huurders. Het volgende weekend toont hij – hoffelijk, ecologisch geïnteresseerd, knap, enorme uitstraling – belangstelling als medehuurder. Al bij de derde ontmoeting proosten de twee echtparen op een gezamenlijke toekomst. Markus en zijn vrouw Anna gaan daadkrachtig aan de slag, de moestuin is een rommeltje, en het kasteel heeft dringend onderhoud nodig. Gerhardt en Marianne, meer geïnteresseerd in muziek en boeken, zijn blij. Maar niet lang. Met adembenemende precisie vertelt Mariëtte Haveman over het sluipende proces van machtsverschuiving, terreur en geweld in naam van een ideaal. Hoe verleidelijk kan het zijn je oordeelsvermogen af te staan aan een charismatische leider. Hoe radicale en paranoïde oplossingen in de plaats komen van realistische doelen. Zelf verbouwd voedsel, eigen gemaakte kleding, geen overbodige luxe! Windkracht gebruiken, je afschermen tegen de vijandige buitenwereld! De kinderen harden! Maar waarom houden juist de vrouwen het vol, dit zogenaamd betere leven, zelfs als zij hun kinderen daarvoor in de steek moeten laten? Het is vooral deze pijnlijke vraag die Lola jaren later dwars zit