Literatuur in de 19e eeuw was geen vrijblijvend vermaak. Schrijvers wilden de maatschappij verbeteren door aandacht voor sociale problemen, maar ook door aansluiting te zoeken bij internationale kunstbewegingen. Literatuur als middelaar tussen ideaal en werkelijkheid. Rond 1880 keren nieuwe jonge schrijvers zich tegen deze generatie en literatuur wordt weer iets voor een kleine groep geestverwanten. Marita Mathijsen vertelt op inspirerende wijze over de veranderingen in die tijd. Daarbij legt zij dwarsverbanden tussen schilderkunst en letterkunde, tussen boekproductie en onderwijs, tussen politiek en literatuur. Met aandacht voor o.a. Bilderdijk, Van Lennep, Beets, Bosboom-Toussaint, Multatuli, Kloos en Gorter.