Een allemansgek is volgens Van Dale een sukkel die door iedereen voor de gek wordt gehouden of iemand die het slachtoffer is van zijn eigen goedheid. En dat laatste is een prettige ironische bijkomstigheid, want de dichter kan zich als ieders kloon voordoen. Omdat zijn biografische ik dan niet langer overeenstemt met dat van de dichter die door de mond van tal van personages 'ik' kan zeggen, kan hij zich ook letterlijk alle mogelijke vrijheden toedichten, zelfs de morele vrijheid om zich te verplaatsen in lieden van discutabel allooi als de moordzuchtige dominee András Pandy of een wat ranzige would-be Petrarca die een blauwtje loopt bij een streetwise Lore. Hij kruipt in andermans huid, maar blijft in zijn eigen ziel.Door zo te doen, komt Gruwez natuurlijk toch in de buurt van een soort absoluut 'ik' dat mogelijk juist door zijn absolutisme ophoudt een ik te zijn. Daarnaast wijst de titel van Gruwez' nieuwe bundel op het heikele en het hachelijke van die onderneming: de dichter blijft, geheel conform het cliché, toch de risee van zijn omgeving.