De titel van deze bundel verwijst onder andere naar het Taoïsme en men zou een aantal gedichten als Yin, andere als Yang kunnen catalogeren, wat evenwel de lading zeer onvolledig zou dekken. Veeleer is de bundel een lang gedicht, een poëtische meditatie, van de dichter die meer dan zestig keer in het Verre-Oosten verbleef en onder meer Chinese en Koreaanse poëzie vertaalde. "De Weg" bevat verwijzingen naar de Griekse mythologie, zoals bijvoorbeeld Pegasus, het gevleugelde paard met de gouden teugel, dat door zijn hoefslag bronnen deed ontstaan, of naar Nux, godin van de nacht en dochter van Chaos. Maar de bundel bevat eveneens verwijzingen naar het Hindoeïsme en naar het ZEN-boeddhisme, naar de "Poorloze Poort" of poort zonder doorgang, waardoor men heen moet om "de weg" te bereiken. De meeste gedichten werden in India geschreven, wat uiteraard sporen heeft nagelaten. "De Weg" - die in de Chinese vertaling niet ten onrechte TAO als titel kreeg - kan als de weg van de mens worden beschouwd, zijn verleden, zijn heden en zijn - onvoorspelbare - toekomst. Maar het is ook de weg van de dichter zelf: een neergeschreven, aller-persoonlijkst ervaren van diverse culturen, godsdiensten en filosofieën, waarin Westers denken in harmonie met Oosters ideeëngoed in de oude, nog steeds actuele, of in een nieuwe, hedendaagse context en levenservaring worden geplaatst.