David Vogel, de joodse auteur van de ook in Nederland veel gelezen roman Huwelijksleven, woonde in 1939 in Parijs toen de oorlog uitbrak. Zijn Oostenrijkse paspoort bestempelde hem tot burger van een vijandige mogendheid en hij moest zich melden en werd in een kamp geïnterneerd. Over zijn verblijf in de Franse interneringskampen heeft Vogel de sterk autobiografische roman Allen zijn ten strijde getrokken geschreven, in het Jiddisch, wellicht als eerbetoon aan de taal die in Europa geen leven meer was gegund. In Allen zijn ten strijde getrokken laat Vogel zien hoe zijn alter ego afscheid neemt van zijn vrouw, die in een sanatorium is opgenomen, en van zijn dochtertje, dat denkt dat hij soldaat wordt omdat het oorlog is. Hij laat haar in die waan en trekt 'ten strijde'. In het vervolg van de roman wordt beschreven hoe het de hoofdfiguur in de kampen vergaat. Hij wordt met grote groepen mannen in smerige ruimtes ondergebracht en weet niet hoe hij daarop moet reageren. In een inneres Exil probeert hij ten slotte zichzelf te blijven en zijn lot gelaten te ondergaan.