Arthur Schopenhauer aan zijn uitgever, 28 maart 1818: `Mijn boek bevat niets minder dan een nieuw filosofisch systeem, nieuw in de volle zin van het woord. Het is geen nieuwe weergave van wat er al was, maar een in de hoogste mate samenhangende reeks gedachten die tot dusverre nog nooit in een menselijk brein is opgekomen. Het boek, waarin ik de zware taak heb volbracht deze gedachtereeks op een begrijpelijke wijze aan anderen mee te delen, zal naar mijn vaste overtuiging een van die werken zijn, die later bron en aanleiding tot tientallen andere boeken worden. Deze reeks gedachten was in essentie reeds vier jaar geleden in mijn hoofd aanwezig, maar om haar te ontwikkelen en met behulp van ontelbare opstellen en studies voor mezelf helder te krijgen, heb ik vier lange jaren nodig gehad waarin ik me uitsluitend hiermee en met de noodzakelijke bestudering van andere werken heb beziggehouden. Een jaar geleden ben ik begonnen een en ander in een samenhangend betoog voor anderen duidelijk te maken; hiermee ben ik zojuist klaargekomen. De waarde die ik aan mijn werk hecht is zeer groot: ik beschouw het namelijk als de vrucht van mijn bestaan.' Arthur Schopenhauer aan zijn uitgever, 7 mei 1843: `U zult er niet vreemd van opkijken dat ik me tot u wend met het verzoek deel twee van Die Welt als Wille und Vorstellung uit te geven, dat ik zojuist voltooid heb. Het zal u echter wel verbazen dat ik dit pas vierentwintig jaar na het eerste deel inlever. Toch is de reden simpelweg deze, dat ik er niet eerder mee heb kunnen klaarkomen, ofschoon ik me werkelijk gedurende al die jaren beziggehouden heb met voorbereidende werkzaamheden. Wat lang moet blijven voortbestaan, komt langzaam tot stand. Dit tweede deel heeft beduidende voordelen boven het eerste en verhoudt zich tot dat deel als een uitgewerkt schilderij tot een voorlopige schets. Wat het voor heeft op het eerste deel, zijn de gedegenheid en de rijkdom aan gedachten en inzichten, die slechts de vrucht kunnen zijn van een leven dat geheel gewijd is aan onafgebroken studie en reflectie. Het is zelfs zo, dat het eerste deel pas door dit tweede deel in zijn volle betekenis naar voren zal treden.'