In De Wet tot behoud van ellende verhaalt Angèle Rijken op ontroerende en vaak humoristische wijze over haar jeugd en adolescentie in het kunstzinnige gezin Rijken. Ze vertelt onder meer hoe de dood van haar moeder op jonge leeftijd haar leven en relaties heeft bepaald. Ook schetst ze een herkenbaar beeld van de jongerencultuur in het Middelburg van de vroege jaren '70. Na een rebelse en tumultueuze periode verschijnt dan eindelijk Mark, de man van haar dromen. Op een openhartige manier beschrijft ze hoe hun levens samenkomen; net als haar moeder zal ook hij helaas jong komen te overlijden. "Ineens zie ik hem staan aan de kant van de weg. Ik stop onmiddellijk en hij stapt in. We omhelzen elkaar. De tranen stromen over onze wangen. Hij kust me teder op mijn mond, dan kijkt hij me aan. "Ik moet nu echt gaan", zegt hij. "Ik weet het", zeg ik."