'Waarom moest Susan, die ziende zo blind had kunnen zijn, ook nog letterlijk blind worden? Kon de voorzienigheid zich niet tevreden stellen met de afloop, zoals die, hoe dan ook, op handen was: ik, op een nacht, lucifers brekend en zwetend, zittend aan de grote tafel tegenover Susan, biechtend dat er inderdaad al zes maanden de halsbrekende, verslavende ander was?' 'De wijde blik' is een roman over liefde en verborgen hartstocht, over een schrijnend ongeluk en de kracht van de leugen. Wat is waar en wat niet? Kunnen we, willen we onder ogen zien wat er werkelijk is, bestaat er eigenlijk wel zoiets als waarheid?