Brieven, verhalen en dagboekaantekeningen samengevloeid tot een prachtige autobiografische roman. Over de jeugd van de verteller, die wordt gedomineerd door zijn jiddische grootmoeder, over het café van Moeder Zulma, over de beroemde rabbi Menachem Mandel van Kotzk. En over zijn opeenvolgende geliefdes: de broodmagere Kookske, de altijd blootsvoets lopende Boes en de 'pijnlijk mooie' Lotte.