Kort na de bevrijding van Irak trok Anneke van Ammelrooy naar Bagdad om zich bij haar Nederlands-Iraakse man Ismael Zayer te voegen. Ze kwam aan in een zwaar verwaarloosde stad, met verpauperde en volslagen cynisch geworden bevolking. Haar man werd herenigd met zijn kinderen die hij 25 jaar niet had gezien. De toekomst van Irak leek open te liggen. In korte tijd stampte het stel samen met tientallen Iraki's een nieuw dagblad uit de grond, Al-Sabah (De Morgen), dat spoedig de grootste krant van het land werd. Ze openden ook een centrum voor steun aan nieuwe Iraakse burgerorganisaties, Civil Pillar. Washington beloofde veel: miljardenhulp voor de economische wederopbouw, vrije verkiezingen, veiligheid, vrede. Tienduizenden Iraki's togen enthousiast aan het werk. Na bijna twee jaar is er van de wederopbouw weinig terechtgekomen. De Amerikanen confisqueerden Iraks olie-inkomsten, maar de bevolking van de hoofdstad zit nog evenveel uren zonder stroom als vlak na de oorlog en er is nog steeds rantsoenering. De Amerikanen ontnamen via een juridische truc de redactie van Al-Sabah het eigendom van hun krant. Begin November 2004 moest vanwege het aanhoudende geweld de noodtoestand worden uitgeroepen. Van Ammelrooy kon alleen nog vermomd over straat. Onbekenden probeerden haar man te kidnappen en vermoordden hun chauffeur en lijfwacht. Democraten vechten voor het overleven van hun projecten. Wil Washington wellicht permanente problemen in Irak, vraagt Van Ammelrooy zich af, als excuus om nog jaren te blijven?