Toen Netty Way-Jonker elf jaar was overleed haar moeder. Met één donderklap werd ze vanuit haar veilige, onbezorgde kinderwereld de keiharde realiteit in geslingerd. Vier jaar later stierf ook haar vader, zestig jaar jong. Acht kinderen bleven verslagen achter, van wie Netty de jongste was. Na dit zware verlies voerde zij als pubermeisje een heftige innerlijke strijd met de emoties die haar overspoelden. Ze vond een zielsverwant in Pé, en samen weken zij af van gebaande paden, het avontuur tegemoet. In Leeuwarden betrokken ze een kraakpand en als 'morgensterren' struinden ze bij nacht en ontij de stad af op zoek naar verborgen schatten bij het grof vuil en in slooppanden. Zoals velen in de hippietijd trokken ze over land naar India, waar ze een leerzame, geweldige tijd beleefden. Daar werd ook de basis gelegd voor hun inzet voor het onderdrukte Tibetaanse volk. Terug in Leeuwarden begon de lange, soms moeizame, maar altijd boeiende weg naar hun uiteindelijke bestemming, die ze vonden in het Friese Oude Bildtzijl en het Indiase Dehra Dun. In dit boek overziet Netty het speelveld van haar leven en schrijft: 'Nu ik beschouwend terugblik tekenen de keerpunten zich duidelijk af, evenals de emoties die beteugeld en de talenten die benut moesten worden. Het was allemaal nodig om op deze dag, op dit uur een tevreden mens te kunnen zijn met een open oog en hart voor de natuur. Ik geniet van de mensen, de dieren en de planten om mij heen en vond mijn geluk in het kleine, het echte, dicht bij huis, maar ook in verre oorden.' Haar inspirerende biografie laat een warme vrouw zien met oog voor de medemens en een onverwoestbare vechtlust om de spoken uit het verleden te overwinnen. Dat dit haar tenslotte lukt, dwingt bewondering en respect af. Door herhaalde bezoeken aan India en Nepal groeide hun betrokkenheid bij het trieste lot van het Tibetaanse volk, waar Pé en Netty zich sindsdien voor inzetten.