In het verwoeste Kabul zoeken twee mannen en twee vrouwen naar een doel in hun leven: een geruïneerde middenstander, een advocate die haar vak niet mag uitoefenen, een cipier die wegkwijnt bij de publieke executies en een echtgenote die vecht tegen een ongeneeslijke ziekte. Tegen de achtergrond van hun zoektocht naar menselijke waardigheid wordt het gekwelde Afghanistan zichtbaar, een land getraumatiseerd door oorlog en waanzin, oeroude tradities en de recente tirannie van de Talibaan. In deze meeslepende roman, die ook een lofzang is op de vrouw, slaagt Yasmina Khadra erin op heldere wijze de complexiteit bloot te leggen van een islamitisch volk dat verscheurd wordt tussen het feodalisme en de moderniteit; tussen de eeuwigdurende strijd en de honger naar rust en vrede.