De humoristische schelmenroman Dode zielen (1842) verhaalt over de verarmde edelman Tsjitsjikov, die bij Russische landeigenaren gestorven lijfeigenen opkoopt om met dat fictieve kapitaal als onderpand een grote lening af te sluiten bij de staatsbank. Het plan voert de zwendelaar langs schilderachtige figuren, onder wie een dagdromer die hem de ‘dode zielen’ gratis geeft en een man die hem juist een hoge prijs probeert te laten betalen omdat het zulke uitstekende vaklui waren. ‘Het gebeurt wel vaker dat een boek de lezer bevangt, maar ditmaal werd de schrijver overmeesterd. Het was óf Gogol, óf Dode zielen. Het werd het laatste.’ Marente de Moor