'Ik hoorde hem mijn naam noemen terwijl ik zijn lippen niet zag bewegen. Hij stak zijn hand omhoog. In een flits zag ik hierin een groot litteken. Het zweet gutste van mijn voorhoofd. Mijn toch al zo smerige shirt plakte op mijn rug. Ik was draaierig en duizelig. Met moeite deed ik een stap naar voren. Nogmaals keek ik op. Mijn ogen zochten zijn ogen. Hij stond stil, keek me aan en glimlachte vermoeid. Toen draaide hij zich om en verdween in de massa.'