Een stormachtige nacht begin, 1953. Elsa bevalt van een zoon, Pieter, een zwak en huilerig kind. Op haar kamer ligt een onbekende vrouw, gevlucht voor het hoge water. Ook zij baart een zoon, Simon. De vrouw is erg verzwakt en als er hulp komt, worden zij en het kind als eerste meegenomen. Pieter groeit op tot een leuke, actieve jongen. Een ding zit hem dwars: hij kan en wil niet voldoen aan de dromen van zijn vader, die voor hem een studie en goede kantoorbaan in gedachten heeft. Keer op keer botsen ze, tot Pieter uit huis gaat en zijn eigen leven begint. Simon is anders dan zijn broers. Hij kan goed leren en zou graag verder studeren. Als hij van zijn oma hoort dat zijn ‘echte’ moeder bij zijn geboorte is overleden en dat hij bij zijn oom en tante woont, trekt hij zijn eigen plan. Hij gaat studeren, trouwt en wordt predikant. In zijn eerste gemeente komt hij in contact met Elsa. Als zij in het kerkblad leest dat Simon op 1 februari jarig is, breekt het koude zweet haar uit. Zou dat waar kunnen zijn …?