In dit vervolg van de reisavonturen van Kara Ben Nemsi brengt de tocht ons allereerst naar de stad Amadiye. Een eeuw geleden was dit een grensvesting van het Turkse rijk, waar een garnizoen was gelegerd om de lastige en vaak opstandige Koerden in toom te houden. Wij leren hier de toestanden van het vroegere Turkse wanbeheer geheel naar het leven kennen: een commandant die zijn salaris zelden of nooit op tijd ontvangt en daarom door afpersing en onderdrukking in zijn bestaan moet voorzien en de gastvrijheid begrijpelijkerwijs slechts tegen een royaal geschenk beoefent, en een eerste garnizoensofficier die al even gretig de hand naar de vermaarde Oosterse baksjisj (fooi) uitsteekt... zij moeten het zien te stellen met een verarmde en ontevreden bevolking in een vervallen stad. In zulk een omgeving van geldzucht en corruptie is met de welvoorziene beurs van de rijke Engelsman iets te bereiken! En in alle verwikkelingen van de hachelijke onderneming waarop men uit is, de bevrijding van de zoon van de sjeik der Sjammaren, is er wel de ongeëvenaarde vindingrijkheid en brutaliteit nodig van de 'held uit de woestijn' om zonder grote schade weer uit dit wespennest te geraken. Wanneer dit, menigmaal tegen onze bangste verwachtingen in, eindelijk is gelukt, gaat de tocht verder naar het eigenlijke Koerdistan, het land van de fiere, zozeer op hun zelfstandigheid gestelde Koerden, die het ook heden ten dagen de Turkse en Iraakse regeringen vaak nog moeilijk genoeg maken. In de dagen van ons verhaal was het een vrijwel onbeheerde streek tussen Turkije en Perzië, waar allerlei stammen naast elkaar leerden of met elkaar overhoop lagen en waar verschillende kleine machthebbers het voor het zeggen hadden. Het minst benijdenswaard was de situatie van de Armeense en Nestoriaanse christenen die zich in kleine groepen moesten staande houden temidden van een barbaarse en fanatiek mohammedaanse meerderheid - een lange geschiedenis van bloedvergieten en martelaarschap. Vanzelfsprekend komen de reisgenoten ook met deze christenen in aanraking, onder wie zij van gevangenen tot goede vrienden worden, dank zij de oprechte vredesgezindheid, waarvan Karl May zijn held, evenals in al zijn boeken, onvermoeid laat getuigen. Het hoogtepunt van het verhaal is wel de nachtelijke tocht naar de 'Geest van de grot', waarbij de lezers de adem inhouden totdat het geheim is ontsluierd en de zegenrijke gevolgen van zijn moedig ingrijpen zich laten gelden. Karl May werd op 25 februari 1842 in Saksen geboren als zoon van een arme wever. Toen hij nog heel jong was, wilde hij al in sprookjes getuigen van zijn grote liefde voor God, mens en dier. De jonge dromer moest nog een harde strijd voeren met zichzelf en de wereld om hem heen. Op de kweekschool werd hij vals beschuldigd van diefstal, zodat hij enige maanden in de gevangenis moest doorbrengen. Dit bracht hem ertoe de wijde ruimten van Amerika en Afrika te zoeken om zijn rust en evenwicht terug te vinden. Aldus behield hij zijn jeugdideaal: een leraar te zijn voor eenvoudige mensen. Spoedig werd hij bekend als verteller van reisavonturen, en zijn roem ging heel de wereld over met de figuren van Winnetou en Old Shatterhand in Amerika, Hadsji Halef Omar en Kara Ben Nemsi in de Oriënt. Hij stierf op 30 maart 1912; zijn werk vindt nog steeds nieuwe lezers. In Bamberg is een Karl May-museum.