In Madrid wordt een kelner smoorverliefd op een Cubaanse hoer met een zwartzijden huid, geblondeerd haar in de kleur van verse boter en meer rondingen dan een colaflesje. Hij kan nog niet vermoeden dat zij hem een avontuur in zal zuigen dat hij met de dood zal moeten bekopen. Een avontuur in de vorm van een reis naar het einde van de nacht, een odyssee, met als eindpunt het Marokkaanse Tanger. Een reis die de lezer meesleurt langs morsige bordelen en louche tenten, bevolkt door verlopen madammen, Caribische hoertjes, drugshandelaars, travestieten, ontspoorde bijbelventers, illegalen en wat er allemaal meer over de onderbuik van de samenleving rondkruipt. Dit verhaal wordt met zo'n vulkanische vertelkracht uitgestoten dat er in het magma van woorden allerlei brokstukken van andere verhalen meekomen. De taal is een lavastroom van hyperbolische beelden, van grotesk hedendaags Bargoens tot dialectisch jargon. Deze moderne schelmenroman en volstrekt onconventionele thriller vol verwijzingen naar de mythologie, literatuur en actualiteit roept herinneringen op aan Céline, Bukowski, Umbral en Valle-Inclán. Montero Glez is een van de grootste jonge talenten uit de Spaanse letteren.