Uw band schokt leeg na wortels op het pad. U stapt licht weerbaar zwart van vuile velg. U monstert krimpend rubber en slaat gade. Spaak trilt zijn psalm deemoedig tot gesternte. U hebt getracht het ademen te stelpen met solutie. Toen bent u maar gaan wandelen veel regen valt niet ruimend fluit noordwest. U hebt het voertuig afgemeerd uw knapzak opgenomen. U hebt u stil begeven naar de oever in de bocht. U legt uw stieren mantel bij de lissen. U gespt uw schamel wapen af. Uw deksel opent kringen in het kroos.