May is vijf -en heet nog Tsjao-tsing- als haar voeten worden gebonden, en ze is veertien als ze wordt uitgehuwelijkt aan een zijdehandelaar. Ze is volwassen -beeldschoon, charismatisch en destructief- als ze haar wrede echtgenoot en het Chinese platteland ontvlucht en een nieuw leven begint als prostituée in een bordeel in Sjanghai. Daar ontmoet May in 1899 de Australiër Arthur, wiens filantropische activiteiten hem van de ene netelige situatie in de andere brengen. Hij wordt onmiddellijk en hopeloos verliefd bij de aanblik van haar gebonden voeten. Arthur en May trouwen. Ze trekken in bij Arthurs zuster Dolly, haar man Dick en hun twee dochters Alice en Cecily. Voor May maakt de band met Alice het verlies van het kind dat ze ooit verloor goed. In prachtig afgewogen en elegant proza vertelt Kathryn Harrison een verbijsterend -afwisselend shockerend en hilarisch- verhaal van vluchten en reizen, van het verlangen naar een thuis en de drang om daaraan te ontsnappen.