Behalve de geruchtmakende Albert Verwey-lezingen die Maarten 't Hart als gastschrijver aan de Leidse universiteit gehouden heeft, bevat deze bundel nog een aantal andere controversiële essays over regels voor de romankunst, de gespletenheid van Nederland, de opmars der neerlandici, en over het werk van Mensje van Keulen, F.B. Hotz, Bordewijk en Maarten Biesheuvel. Voorts herdenkt 't Hart zijn collega Dick Hillenius, weerlegt hij de argumenten van Karel van liet Reve tegen de evolutietheorie en wijdt hij drie essays aan Multatuli. Als polemisch essayist heeft Maarten 't Hart, zo lijkt het wel, het patent op een montere bewogenheid. Hij heeft een afkeer van de voorgeprogrammeerde interpretatiezucht van literatuurwetenschappers en critici - 'de minst bedeelden onder ons'. Hij is een meester in het ontmaskeren van 'waarheden' die zo vaak vermomde vooringenomenheid blijken te zijn. Tegenover de bedilzucht van de literaire programmeurs stelt hij het spontane lezen van de ware liefhebber. Een dasspeld uit Toela toont de essayist 't Hart op z'n best: enthousiast, verfrissend en strijdbaar.Over de essayist 't Hart:* Maarten 't Hart is bezig uit te groeien tot een fenomeen in onze vaderlandse cultuur. Hij is de levende ontkenning van wat ik als het grootste en misschien zelfs enige werkelijke gevaar voor de mensheid beschouw: geestelijke luiheid. - Rudy Kousbroek in NRC Handelsblad