'Wie was het?' vroeg de commissaris. 'Een man die ons dringend iets moet laten zien, zegt hij, iets dat hij in huis gevonden heeft.' 'Een lijk?' grapte de commissaris. 'Nee, hij had het duidelijk over iets.' 'Iets... en hoe heet die man?' De brigadier pakte het velletje waarop hij de naam en het adres had genoteerd, en las: 'Giorgio Roccella, wijk Cotugno, op de splitsing naar Monterosso rechtsaf, vier kilometer; vijftien van hier.' De commissaris liep van de deur terug naar het bureau van de brigadier, pakte het papier en las het alsof hij verwachtte er meer op te vinden dan wat de brigadier had gezegd. Hij zei: 'Dat kan niet.' 'Wat kan niet?' vroeg de brigadier.