Elke nacht fietst Gerrit Poels (1929) door de straten van Tilburg, om brood te bezorgen bij mensen die kortere of langere tijd in de problemen zitten. En zes dagen per week ontvangt hij thuis mensen die brood nodig hebben, wat geld, goede raad of gewoon wat vriendelijkheid. De voormalige pater is voor vele honderden 'opa': een kleine oude man die om raadselachtige redenen zijn leven lang anderen helpt en daar zichtbaar van geniet. 'Ik ben eigenlijk overal mislukt', zegt Poels. In dit boek vertelt hij oprecht en geestig over zijn leven en zijn werkwijze, en over zijn bestaan als 'broodpater'. Hij vertelt over zijn pijnlijke jeugdervaringen en zijn moeizame jaren als priester, en hoe hij zijn bestemming vond tussen de armen, verslaafden, verwarden en wanhopigen. Dat gebeurde toen hij in mei 1968 een uniek opvanghuis begon, samen met enkele andere religieuzen, onder wie zijn latere vrouw Angeliek. Jarenlang was hij de spil van Huize Poels, tot hij genoeg kreeg van de professionalisering en bureaucratisering van de zorg. 'Ik ben geen hulpverlener', zegt hij, 'ik help'. Een dwaas bestaan is een ontmoeting met een man die ons laat zien hoe hard ons systeem is, en hoe zacht een hart kan zijn. Er zijn mensen met onoplosbare problemen, stelt Poels, en die moeten we toch helpen. 'Als je aanvaardt dat niet alles op te lossen is, dan lost dat al heel wat op.'