Groningen, 10 juli 1942: de eerste deportatie van een groep joodse mannen vindt plaats. Harry de Metz is één van hen. Met een groep lotgenoten belandt hij in werkkamp De Fledders bij Norg in Noord-Drenthe. Vandaar ontwikkelt hij een intensieve correspondentie Janny Hulleman, zijn achtergebleven niet-joodse vriendin. Het wordt een buitengewoon dramatische briefwisseling waarin liefdesbetuigingen afgewisseld worden met de dagelijkse gang van zaken in het kamp. Er ontstaat een aangrijpend beeld van gewone, jonge mensen in tijden van oorlog. Als na een paar maanden de mannen overgebracht worden naar Kamp Westerbork, is het einde nabij. Harry is in de tweede wereldoorlog omgebracht; Janny is met haar leven verder gegaan, trouwde en kreeg kinderen. Pas aan het einde van haar leven kwam ze met het overgebleven stapeltje brieven naar buiten. De historicus Jaap Ekhart bewerkte ze tot dit ontroerende boek.