Zijn heldere, klassieke tongval en de transparante metaforiek stempelen Eijkelboom tot een onmiskenbare verwant van veel angelsaksische poezie (hij vertaalde o.m. Yeats, Philip Larkin en Robert Lowell). In zijn gedichten passeert een heel bestaan dat gepokt en gemazeld is door het menselijk tekort. Zijn werk gaat over de moeilijkheid van de liefde, het onherhaalbare van het verleden, over drank en schuldgevoelens maar ook over het verlangen naar de extase van het volle leven. Want het hogere is wel begerenswaardig maar eerst komt het hier en nu. Misschien wel het meest opmerkelijke aan Eijkelbooms gedichten is een opmerkelijk gevoel voor mystiek, zoals dat zelden in de naoorlogse Nederlandse dichtkunst opklinkt.