Het is begin jaren vijftig. André, de verteller van Een zachte vernieling, ontmoet Sabine de Comptine d’Aarselaer, die in haar persoon schoonheid en passie verenigt. Van Gent volgt hij haar naar Parijs, waar hij terechtkomt in de Vlaams-Nederlandse kunstenaarskolonie, een milieu dat Hugo Claus soms satirisch, soms vertederend, maar altijd trefzeker beschrijft.