In 1835 maakt de dan elfjarige Koo den Tex samen met zijn ouders, zijn broer en zijn zusjes een maandenlange reis door Europa. Van deze grand tour doet hij ontroerend verslag in een klein dagboek. In Erfgenamen beschrijft zijn achterachterkleindochter, Ursula den Tex, in het spoor van deze reis de verdere lotgevallen van haar voorouders tot aan haar eigen kindertijd, halverwege de twintigste eeuw. Zij doet dit tegen de achtergrond van de grote politieke en maatschappelijke veranderingen die zich de afgelopen twee eeuwen in Nederland hebben voltrokken. Zij kon putten uit de papieren nalatenschap van de vijf generaties vóór haar: een uitgebreid familiearchief met dagboeken, agenda's en brieven die samen meer dan anderhalve eeuw omvatten. De geschiedenis van de Den Texen is de geschiedenis van welgestelde en gezaghebbende, liberale burgers, onder wie de burgemeester van Amsterdam, die telkens weer zakelijk en emotioneel verwikkeld raken in de grote gebeurtenissen van hun tijd, in revolutie en hervorming. Het is een verhaal over ouders en kinderen en hun alledaagse en onalledaagse lotgevallen, over vitaal ondernemerschap, over de macht van geld, het vermogen feest te vieren en de ondraaglijke last van het verleden. En in iedere generatie opnieuw is er de confrontatie met de andere kant: met 'het gemeen', 'de mindere standen', 'het volk', 'het Rode Gevaar'.