Temidden van haar liefdevolle en chaotische Italiaanse familie, in the Bronx, voelt Sofie Michelli zich eenzaam. Te lang zit ze al gevangen in het web van haar verleden als kindermeisje. Als haar oude grootmoeder mompelt ‘Finchè c’è vita c’è speranza’ (Waar leven is, is hoop), voelt Sofie hoe de bekende woorden doordringen en iets wakker maken. Ze leeft. Het wordt tijd om los te laten, om opnieuw te beginnen. Met dit besef zoekt ze haar toevlucht in het hotelletje van Rese Barret, de vriendin van haar broer Lance. Het hotelletje is een toevluchtsoord geworden voor vertrapten en verdrukten. De eigenaars Lance en Rese hebben zo hun eigen problemen. Nog altijd zoeken ze naar een goede verstandhouding, wat een ingewikkeld samenspel tussen beschermen en afstoten oplevert. In het hotel maakt Sofie kennis met de gepassioneerde hulpverlener Matt Hammond. Hij lijkt gebiologeerd door de vrouw met de houding van een danseres en ogen als donkere, koperen centen. Stukje bij beetje ontdekt hij de ware toedracht achter haar verdriet en de littekens op haar polsen.