Op 19 augustus 1666 vernietigden de Engelsen de grootste Nederlandse koopvaardersvloot ooit. Tussen de 150 en 170 schepen gingen verloren door toedoen van schout bij nacht Robert Holmes. Onder hen een Oost-Indiëvaarder, rijk beladen schepen uit de Oostzee en Guinea. Na deze ramp pal voor de wal van Oost-Vlieland richtte de Engelse vijand zijn aandacht op West-Terschelling. Dat ging de volgende dag in vlammen op. De schade was enorm. Alleen de vernielde vloot al had een waarde die nu 125 miljoen euro zou bedragen. De catastrofe leidde ertoe dat het huis van Michiel de Ruyter in Amsterdam werd belegerd door een oproerige meute en dat de beurs een aantal dagen gesloten was. Anne Doedens en Jan Houter bereiden een omvangrijke publicatie over deze ramp voor. De spil van hun verhaal wordt gevormd door het ooggetuigenverslag van de Vlielander predikant ds. Den Heussen. Zijn verhaal ziet met deze publicatie het licht. In het boek vindt men de moderne vertaling en de originele versie. Onder de illustraties zijn er, die in de moderne tijd nog nimmer het licht zagen.