Het laatste boek dat Dickens schreef, ofschoon onvoltooid, heeft alle tekenen van een meesterwerk. Het is of de schrijver ngo eens al zijn krachten samengevat heeft om de volle maat van zijn talent te geven. Welk een ontwikkeling van zijn schrijverschap sinds dat allereerste succes van Pickwick in 1837! Tegenover de achteloze levensvreugde van toen, nu een wereld die op subtiele wijze vergif en bederf ademt. De personen van dit boek zijn gevangen in een netwerk van bedrog en zelfbedrog, waarvan het begin al een vermoeden geeft: een spookachtig ontwaken in een opiumkut. Rochester van Dickens' jeugd, is nu geen deel meer van het vrolijke Engeland, maar een nest van complotten en onvermoede boosaardigheid. Zelfs Kerstmis heeft de heilige glans van goedmoedige menselijkheid verloren, en de tegenstelling van dit feest der verbroedering en de rondsluipende gestalten geeft het verhaal een ongehoorde spanning. Een fascinerend verhaal, dat in zijn onvoltooidheid de lezer achterlaat, gevangen als altijd in Dickens' verbeeldingswereld en peinzend over het geheim van dit boek, dat de schrijver meenam in het graf.