Het naoorlogse Nederland dat we kennen uit De avonden werd geteisterd door Gerrit de Stotteraar, een van de meest beruchte inbrekers uit de vaderlandse geschiedenis. Door zijn spraakgebrek was hij gemakkelijk herkenbaar, maar meer nog dankte hij zijn nationale bekendheid aan het onwaarschijnlijk grote aantal keren dat hij werd gearresteerd, en aan de misdaadverslagen in de kranten over zijn tientallen succesvolle uitbraken uit politiebureaus en Huizen van Bewaring. Hagar Peeters levert met Gerrit de Stotteraar een meeslepende en schrijnende kroniek van een boevenleven dat begint ten tijde van de wederopbouw van naoorlogs Nederland. Het is een biografie van een kleurrijke figuur uit de schimmenwereld van de 'ouderwetse' misdaad en een portret van een afgesloten tijdvak uit de vaderlandse geschiedenis. Eind 1999 werd De Stotteraar (1920) in NRC Handelsblad genoemd als een van de twintig 'nationale grootheden' van de vorige eeuw, naast Domela Nieuwenhuis, Annie M.G. Schmidt en Johan Cruijff. Maar ondanks zijn bekendheid en de talrijke publicaties over hem, heeft De Stotteraar nog nooit iemand over zijn daden te woord gestaan - tot nu, want hij was bereid zijn verhaal persoonlijk aan Peeters toe te lichten. Hagar Peeters (1972) studeerde cultuurgeschiedenis. In 1999 debuteerde zij met de dichtbundel Genoeg gedicht over de liefde vandaag, die al snel herdrukt moest worden. Ze ontving onder meer een nominatie voor de NPS Cultuurprijs. Enkele jaren geleden herontdekte Peeters de geschiedenis van Gerrit de Stotteraar en een persoonlijke fascinatie was het gevolg.